Aflevering 3 - Vera van Beers
15768
portfolio_page-template-default,single,single-portfolio_page,postid-15768,bridge-core-3.0.7,qode-page-transition-enabled,ajax_fade,page_not_loaded,,qode-child-theme-ver-1.0.0,qode-theme-ver-29.4,qode-theme-bridge,disabled_footer_top,wpb-js-composer js-comp-ver-6.10.0,vc_responsive

Aflevering 3

De oude Vauxhall Corsa stuitert over de klinkerstraatjes. Nana is altijd al een wegpiraat geweest en ze scheurt de bocht om, met het gevolg dat de dozen met de spullen voor de havenfeesten heen en weer over de achterbank schuiven. Ik heb het idee dat ze pas op de rem trapt als we bij het marktplein aankomen. Daar parkeert ze de auto feilloos in een krap plekje achter een busje en voor een dikke Audi.

Het hele plein staat vol met markkramen. De onze staat tegenover het stadhuis op een mooie plek tussen een sokkenkraam en een kraam met lp’s.

De andere winkeliers zijn al druk bezig hun koopwaar op de houten planken te leggen. Nana en ik beginnen ook onze dozen uit te ruimen en binnen no-time hebben we de fleurigste kraam van allemaal. De rekken met de door nana zelfgebreide truien – allemaal van fijn katoen gezien het seizoen – zetten we aan de zijkant.

Ik betrap me erop dat ik steeds stiekem om me heen kijk of ik Cooper ergens zie. Zijn kus van gisteravond had me overvallen en toch ook weer niet. De spanning die tussen ons in hing, konden we beiden niet meer ontkennen. Mijn lichaam hunkert al naar hem sinds we elkaar hebben ontmoet, terwijl mijn verstand maar excuses blijft verzinnen waarom ik hem beter uit mijn hoofd kan zetten. Redenen als dat hij brutaal is, me graag bespot en eigenlijk niet meer dan een onbekende voor me is, had ik zonder moeite overboord gegooid toen zijn lippen de mijne raakten.

Nana zegt iets tegen me, maar ik luister amper. Mijn ogen gaan het plein af, blijven hangen bij een man van wie ik denk dat het Cooper is, maar uiteindelijk blijkt het hem toch niet te zijn. Een teleurstelling ebt langzaam weg.

Ik weet niet eens of Cooper hier wel is. Ik heb hem niets over de havenfeesten verteld, ik heb er gewoonweg niet aan gedacht. Daarentegen kan het bijna niet anders dan dat hij er al van op de hoogte is, want op iedere hoek van de straat hangen borden met de aankondiging van de jaarlijkse festiviteiten. Wat hij natuurlijk niet weet, is dat ik hier achter een kraam sta.

In de verte klinken de eerste tonen van de brassband. Ik heb de sombere klankkleuren van de koperen blaasinstrumenten altijd al vreselijk gevonden, maar nana vindt ze prachtig. Ze neuriet zachtjes mee op een blijkbaar voor haar bekende wijs.

Langzaamaan stroomt het plein vol. Het is dringen bij de kraampjes door zowel dorpsgenoten die de ondernemers persoonlijk kennen als zeelieden en toeristen die misschien wel voor de allereerste keer in hun leven voet in Hallixston zetten. De bezoekers van onze kraam gaan prat op de zelfgebreide truien van nana die speciaal voor deze gelegenheid een zacht prijsje hebben. Ik kan de koffie- en visgeur ruiken als ik vooroverbuig om de gretige kopers het wisselgeld te overhandigen.

‘Dames, hoe gaat het?’

Tussen het snuffelende publiek staan Skip en Olivia.

‘Gaat super. We hebben al best veel verkocht vanmorgen,’ zeg ik enthousiast, wijzend naar het bijna lege rek.

‘De truien doen het inderdaad erg goed,’ zegt nana.

Skip bekijkt de overgebleven modellen. ‘Dan moet u vanavond nog veel breien om het rek morgen weer vol te hebben.’

Oma lacht kostelijk. ‘O, jongeman, ik heb nog genoeg voorraad liggen.’

Terwijl nana en Skip verder kletsen, trekt Olivia me aan mijn arm. ‘Ik zag die buurman van je.’

‘Waar?’

‘Bij de haven.’

Ineens word ik zenuwachtig. Cooper loopt hier rond. Ik speur het plein af, maar ik zie hem niet. Waarschijnlijk is hij nog steeds bij de haven.

‘Waarom gaan we niet even kijken?’ vraagt Olivia. ‘Skip helpt je oma wel met de kraam.’

‘Wat?’ roept Skip bij het horen van zijn naam.

‘Ally en ik lopen even een rondje. Skip, jij blijft hier, want jij bent een verdomd goede verkoper.’ Olivia geeft nana een knipoog en sleurt me vervolgens aan mijn arm mee.

Ik zie nana glimlachen. Ze vindt het geen probleem. Ze is dol op Skip en Olivia heeft gelijk; met Skip achter de kraam is het niet alleen gezellig, maar zijn enthousiasme zal de omzet waarschijnlijk nog meer laten stijgen.

‘Waar zag je hem precies?’ vraag ik als we het plein af zijn en door de smalle straatjes richting de haven lopen.

‘Bij het Caribische gedeelte.’

We lopen richting mijn favoriete plek tijdens de havenfeesten: Paradise Beach. De klassieke havencafés hebben hun best gedaan de bezoekers een tropisch gevoel te geven. Tussen de muren van de cafés zwiepen lampionnen in appeltjesgroen, neongeel en pimpelpaars in het ritme van de warme zeewind en de terrassen zijn groter dan normaal. Er zijn bloembakken neergezet met prachtige viooltjes en hier en daar staat zelfs een extra palmboom. De cocktailkaart is flink uitgebreid en op het strand staat een Spaanse zanger zwoele liedjes te verkondigen.

Ik kijk rond, op zoek naar Cooper, maar ik zie hem niet. Dan slaakt Olivia een gilletje.

‘Thom!’ Olivia vliegt langs me heen, in de armen van haar geliefde. Ze kussen elkaar innig. Een beetje beschaamd wend ik mijn hoofd af.

‘Je zou toch pas volgende week hier zijn.’ Er lopen inmiddels tranen over Olivia’s wangen.

‘En de havenfeesten missen? De plek waar we elkaar hebben ontmoet? Nooit.’ Thom geeft Olivia opnieuw een kus. ‘Ik kon mee op een helikopter,’ zeg hij daarna.

Ik sta nog steeds een beetje bedremmeld naast het koppel dat alleen nog maar oog voor elkaar heeft en schraap mijn keel.

‘Sorry,’ zegt Olivia.

‘Hoi,’ zegt Thom, die me nu pas in de gaten heeft.

Ik omhels hem en knik naar Olivia.

‘Vind je het echt niet erg?’

‘Nee,’ zeg ik, ‘ik ga weer terug naar nana.’

Olivia en Thom lopen hand in hand de stad in. Een beetje jaloers drentel ik weer in de richting van het plein om terug te gaan naar de marktkraam als ik hem plotseling zie staan. Zijn helderblauwe ogen vallen op in de massa, net als zijn postuur, lang en gespierd. Bij het zien van zijn knappe uiterlijk voelt het opeens alsof het vijftig graden is, zo warm krijg ik het. Hij heeft me ook gespot en komt naar me toe lopen. Vlug veeg ik opkomende zweetdruppeltjes van mijn voorhoofd.

‘Hé, leuk om je hier te zien.’

Ik knik. Ik krijg er geen woord uit.

‘Ben je alleen?’

‘Nee, ik…’ Ik wijs naar de straat waar Olivia en Thom zojuist nog liepen, maar waar nu geen spoor meer van hen te bekennen is. ‘Eigenlijk wel,’ zeg ik daarom.

‘Wat doet zo’n leuke meid nu alleen op dit festival?’

Nog voordat ik kan antwoorden, pakt Cooper mijn hand en neemt me mee naar een van de cocktailbarretjes. ‘Wat lust je te drinken?’

‘Een margarita.’

Cooper bestelt voor zichzelf een pina colada.

‘Leuk festival. Is dat elk jaar?’

‘Ja, de inwoners van Hallixston maken er ieder jaar weer een feest van.’ Ik wil vertellen over de wolkraam en nana, maar ik besluit erover te zwijgen. Ik ben bang dat hij het suf vindt en dat wil ik nu juist niet. Hij ziet me al als een onhandige buurvrouw in een te kleine pyjama. Laat ik het niet nog erger maken.

‘Kom.’

Cooper zet mijn glas neer en trekt me van mijn barkruk. Hij sleept me mee een grote houten vlonder op die is ingericht als dansvloer en we zoeken een plekje tussen de dansende en zingende mensenmassa. Uit de speakers klinkt latin muziek en de zanger zingt Spaanse teksten die ik niet begrijp, maar waarvan ik de romantische strekking wel kan voelen. Ik voel ook de hand van Cooper die in de mijne haakt. Zijn andere hand legt hij op mijn onderrug. Met een zachte, vlotte beweging heupwiegt hij me in het ritme van de muziek. We dansen dicht tegen elkaar aan, zijn warme adem daalt neer in mijn nek.

Voorzichtig leg ik mijn hoofd tegen zijn brede schouder. Hij trekt me nog iets verder naar zich toe. Nu raakt zijn borst de mijne. Zijn hand daalt verder af naar mijn bil en onze benen schuren langs elkaar. Ik heb geen idee of deze dans een naam heeft, maar ik volg hem en vergeet iedereen om ons heen. Bij iedere beweging die hij maakt, geef ik me over. Mijn hartslag neemt het ritme aan van het opzwepende tempo van de muziek. Het geluid van de conga’s en de bongo’s lijkt steeds harder te klinken, de stem van de zanger steeds zwoeler.

Ineens trekt Cooper me mee, weg van de houten vlonders. We slingerslangeren door de dansende menigte richting de smalle straatjes waar de drukte niet minder is. Uiteindelijk neemt hij me mee naar een steegje vlak bij de kerk waar het verlaten is. Hij duwt me zachtjes tegen de muur en kust me. Ik kus hem terug. Zijn handen liggen op mijn heupen. Zijn lippen verlaten de mijne en kussen mijn hals. Met zijn linkerhand maakt hij het bovenste knoopje van mijn jurk los. Zijn rechterhand ligt intussen op mijn blote bovenbeen. Verschrikt kijk ik naar links en naar rechts, maar er is niemand te zien. Cooper stopt even met me te kussen en zijn mooie blauwe ogen gaan over mijn lichaam, van mijn decolleté naar mijn blote benen. Ik streel zijn brede borst en woel met mijn andere hand door zijn haar. Dan kus ik hem hartstochtelijk en laat hem nog een knoopje losmaken.

‘Cooper!’

Een zware stem klinkt aan het einde van het straatje. Ik verberg mijn hoofd tegen zijn borst en duw zijn hand van onder mijn jurkje vandaan.

Cooper draait zijn hoofd naar links.

Als ik geen stem meer hoor, kijk ik voorzichtig op.

‘Ik moet gaan.’ Cooper geeft me nog vlug een kus op mijn mond en daarna is hij verdwenen. Beduusd blijf ik achter. Het duurt een paar tellen voordat ik tot mezelf ben gekomen, dan pas maak ik de knoopjes van mijn jurk dicht en fatsoeneer mezelf. Daarna ga ik terug naar de wolkraam.

 

Ik weet niet hoelang ik al met een handdoek over mijn haren wrijf, maar het moet een hele tijd zijn, want ze zijn inmiddels al bijna droog. Met een zucht leg ik de handdoek uiteindelijk neer en kijk in de spiegel. Ik denk terug aan Cooper. Aan zijn handen op mijn heupen en zijn lippen op mijn hals. En dat alles midden in de stad, zomaar op klaarlichte dag terwijl er een groot festival gaande was. Ik vind zijn brutaliteit steeds leuker worden.

Met mijn vingers voel ik even aan mijn huid die hij zo passioneel had bemind. Een siddering trekt over mijn rug. En dan hoor ik weer die stem, die zijn naam had geroepen. Wie was dat?

Het had Cooper in ieder geval gestoord in ons intieme moment. Abrupt had hij me verlaten, zonder reden of verdere uitleg. De hele middag nog had ik achter de wolkraam gestaan en de hele middag had ik over het plein getuurd, maar hij was niet meer teruggekomen naar het festival of althans niet zover ik weet.

Bij thuiskomst was de teleurstelling alleen maar groter geworden toen ik geen gehoor kreeg nadat ik, voor mijn gevoel eindeloos op de schuifdeur had geklopt.

Ik trek een lichtroze satijnen hemdje met spaghettibandjes aan. De stof voelt koel aan op mijn klamme huid. Daarna stap ik in een kort pyjamabroekje van dezelfde stof en kleur.

In de slaapkamer pak ik mijn boek van het nachtkastje en ga in bed liggen. Sinds dat Cooper me had voorgelezen uit deze roman heb ik er niet meer in gekeken. Ik sla de pagina open waar hij was gebleven en kijk naar de letters, maar ik kan ze niet lezen. Ze dansen voor mijn ogen, zijn onduidelijk en slaan nergens op. Met een zucht klap ik het boek dicht.

In de hoek van de slaapkamer staat mijn reistas met mijn korte broeken, mijn T-shirts, mijn niet-kreukbare jurkjes en andere gemakkelijke outfits. Ernaast staan wandelschoenen. Daar bovenop een boekje met mijn reisschema en een open ticket naar Zuid-Amerika. Een continent vol gebergten, oerwouden en stranden. En lekker eten, warme temperaturen en latin muziek. Ik sluit mijn ogen en ga in gedachten terug naar onze vurige dans op het plein deze middag. Ik draai op mijn zij, dagdroom verder en voordat ik het weet val ik in slaap.

Een hard gedreun op de glazen schuifpui haalt me abrupt uit mijn droom. Ik spring uit bed en sluip de trap af. Voorzichtig schuif ik het gordijn een stukje opzij. Daarna open ik de schuifdeur.

‘Ik geloof dat wij nog iets moeten afmaken.’ Cooper tilt me op en draagt me de trap op naar boven. In de slaapkamer legt hij me liefdevol neer op het matras. Ik kus hem en woel met mijn hand door zijn haar. Nu ben ik degene die aan de knoopjes van zijn overhemd frunnikt. Van boven naar beneden maak ik ze langzaam open. Eronder zit een gespierde torso. Cooper schuift zijn vingers onder een van de spaghettibandjes van mijn satijnen hemdje.

‘Wat heb je met pyjama-girl gedaan?’

Ik grinnik en sluit mijn ogen. Ik geniet van zijn tedere aanrakingen die steeds intenser worden. Ergens in de verte hoor ik weer die stem die Coopers naam had geroepen. Toen werden we gestoord door iemand van wie ik nog steeds niet weet wie het is. Het kan me niet schelen, niet nu. Hier worden we niet gestoord en ik geef me over aan de passie in mijn slaapkamer.

 

Buiten is het nog donker. Naast me is het bed leeg. Ik veer op, maar ik zie Cooper nergens. Plots voel ik me heel ongemakkelijk. Wat heb ik gedaan? Wat bezielde me het bed in te duiken met een man die ik nauwelijks ken en die dan ook nog stiekem weggaat?

Woest storm ik de trap af, maar in de woonkamer is hij ook niet. Het is toch niet te geloven, hij is er gewoon echt vandoor. Maar dan pas zie ik het; Cooper zit op de veranda.

Een beetje gekalmeerd open ik de schuifpui. ‘Hé, wat doe je hier?’

‘Ik kon niet slapen en ik wilde je niet wakker maken.’

Met een zucht van opluchting kruip ik bij Cooper op de tuinbank. Hij slaat een arm om me heen en kust me op mijn kruin.

‘Ga je op reis?’

Ik schrik van zijn vraag. ‘Misschien.’

‘Misschien? Je hebt al een ticket klaarliggen, zag ik.’

Wat is dat toch met hem? Brutaal en nieuwsgierig.

‘Het is een ticket zonder datum. Ik weet nog niet wanneer ik ga.’

‘Maar wel voor hoelang?’

‘Nee, dat ook nog niet.’

‘Waar ligt dat aan?’

‘Aan een aantal factoren.’ Ik wil hem vertellen over nana en dat ik daarom mijn reis maar uitstel, maar iets houdt me tegen. Ik heb het idee dat als ik het hem vertel, dat hij dan direct naar haar toe rent en haar ervan op de hoogte brengt. ‘Heb jij die opdracht nog gekregen?’ vraag ik daarom.

‘Nee,’ zucht Cooper. ‘Het duurt langer dan ik dacht. We hebben last van eh… hoe zal ik het zeggen… een hinderlijk oponthoud.’

Ik heb geen idee wat hij daarmee bedoelt, maar ik ben allang blij dat hij niet meer naar mijn reisplannen vraagt.

‘Wat voor werk doe jij eigenlijk?’ Cooper heeft me inmiddels losgelaten en gaat nu rechtop zitten.

‘Even niets,’ antwoord ik. Ik zwijg over mijn baantje in de wolshop. Ik vind het nog steeds te suf klinken bij zijn werk als interieurontwerper. ‘Ik ben net afgestudeerd en op zoek naar een baan.’ De woorden die ik uitspreek lijken niet de mijne, maar eerder die van nana.

‘Is dat een van die factoren of je wel of niet, lang of kort op reis gaat?’ Cooper zegt het spottend, het is zo’n beetje zijn standaard toon lijkt het wel.

‘Ja.’

Nou, dan hoop ik dat je snel een baan vindt hier in de buurt.’

Ik weet niet wat ik daar op moet zeggen en daarom lach ik maar flauwtjes. Sinds dat ik hem heb ontmoet, twijfel ik nog sterker aan de reis die ik wil gaan maken.

‘Welke studie heb je gedaan?’

‘Engelse literatuur.’

‘Ah, dat verklaart een hoop.’ Cooper buigt zich een beetje naar me toe. ‘Leesfanaatje.’ Hij geeft me een zoen. ‘Dat boek waarin we aan het lezen waren, heb je zeker ook alweer uit?’

Het is het woord “we” dat hij in de zin gebruikt dat me een aangename rilling geeft.

‘Nee, ik heb er niet meer in gelezen.’

‘O, waarom…’

Ik snoer Cooper de mond door mijn wijsvinger op zijn lippen te leggen. ‘Wil jij nog eens voorlezen?’

Cooper begint te grinniken. Zijn blauwe ogen stralen en opeens zijn daar weer die kuiltjes in zijn wangen. ‘Maar al te graag.’

 

Het is vandaag de tweede en laatste festivaldag en opnieuw is het druk op het plein. Nana en ik hebben het rek weer volhangen met nieuwe truien, de lege plekken op de planken zijn weer aangevuld met borduurpakketten, breinaalden en patronen en ik heb er zin in.

Vanmorgen heb ik een appje naar Skip en Olivia gestuurd, maar ik heb nog geen antwoord van hen ontvangen, wat me grote zorgen baart. Het bericht had alleen maar de tekst “ik moet jullie iets vertellen” bevat, en normaal gesproken was dat genoeg om een app-explosie te creëren, maar tot nu toe zwijgt mijn mobiel. En dan opeens besef ik het; ik heb Cooper weer niet mijn nummer gegeven. Hoe dom kun je zijn? En ik heb zijn nummer ook niet. Nu moet ik het de hele dag zonder hem doen, aangezien hij vandaag de stad uit is.

‘Allison, pak jij even een tasje voor die mevrouw?’

Nana’s vraag brengt me terug naar mijn omgeving.

‘Maar natuurlijk.’

Nadat de klant is vertrokken, komt Nana dicht bij me staan, zodat niemand het kan horen. ‘Waar zit je toch met je gedachten, kind.’

‘Nana, ik…’

‘Dames!’

Skips stem zingt over het plein. Naast hem loopt Olivia. Eindelijk, daar zijn ze.

Nana schudt glimlachend haar hoofd en loopt naar het rek met de truien om een klant te helpen.

‘Hebben jullie mijn app niet gelezen?’ vraag ik gepikeerd als Skip en Olivia voor de kraam staan.

‘Jawel, maar we wilden het live van je horen.’

‘Mevrouw, heeft u deze wol ook in een iets donkerder kleur?’ Op de hoek van de kraam staat een lange, slanke vrouw met een knot wol in zeegroen in haar hand.

‘Ik kom eraan, mevrouw.’ Ik geef Skip en Olivia een nog-een-momentje-geduld blik en help de klant. Als ik de vrouw een tas vol wol in mooi donkergroen en ook nog donkerblauw heb meegegeven, zie ik dat nana op een krukje is gaan zitten en voor zich uit staart.

‘Nana, gaat het?’

‘Ja, het gaat wel, maar ik word toch te oud voor deze dagen. Ik denk dat ik naar huis ga.’

‘Zal ik je brengen? Of moet ik Olivia en Skip vragen om je te brengen?’

‘Nee, zij kunnen jou beter helpen in de kraam. Ik ga nog wat rommelen in de winkel, dan kan ik tussendoor boven wat rusten.’

Ik kijk haar bezorgd aan.

‘Allison, je hoeft je om mij niet druk te maken.’

‘Nou, dat doe ik wel.’

‘Als jij zo oud bent als ik, zul je het begrijpen. Olivia, Skip, zouden jullie Allison willen helpen met de kraam? Ik ga nog wat in de winkel werken.’

‘Tuurlijk, geen enkel probleem,’ zegt Olivia, terwijl ze me een knipoog geeft.

Nana is nog niet vertrokken of Skip en Olivia hangen al aan mijn lippen. Ieder moment dat er even geen klant voor de kraam staat, vertel ik hen over wat er tussen Cooper en mij is gebeurd.

 

Om zes uur breken we de kraam af en gaan we een hapje eten in de haven om vervolgens nog een afzakkertje te pakken. Het is al laat als we met de overgebleven spullen naar de wolshop rijden. Nana is boven.

Skip, Olivia en ik zetten de dozen in de opslagkamer.

‘Bedankt voor jullie hulp.’

‘Heel graag gedaan,’ zegt Skip. ‘Doe je oma de groeten.’

Ik loop de trap op naar boven en tref nana in haar luie stoel aan. De krant ligt onderste boven op haar schoot. Haar bril ligt op het bijzettafeltje, ernaast staat een plastic bakje met nog enkele korreltjes rijst erin. Als ik het bakje wil opruimen, wordt nana wakker.

‘Hoe was het nog gegaan?’ vraagt ze slaperig.

‘We hebben veel verkocht. Vooral Skip was weer lekker bezig.’ Ik leg een dikke portemonnee op tafel.

‘Goed gedaan.’

‘Nana…’

‘Ja?’

Ik wil haar over Cooper vertellen, maar de vermoeide blik in haar ogen doet me besluiten voor nu te zwijgen. Ze zit vast niet te wachten op een lang verhaal.

‘Niets, dat vertel ik je wel een andere keer.’

‘Oké, lieverd.’

‘Tot morgen.’

‘Tot morgen.’

 

Ik ben blij dat nana me niet heeft gevraagd vanavond bij haar te blijven. Ik kan namelijk niet wachten om te kijken of Cooper thuis is. En het eerste wat ik ga doen als ik hem zie, is zijn telefoonnummer vragen.

Als ik bij mijn huis aankom, val ik bijna van mijn fiets van verbazing. De hele veranda is bezaaid met kaarsen. Op de reling staan ontelbaar veel waxinelichtjes en op de houten vloerplanken staan kaarsen in allerlei maten en kleuren. Er klinkt een zacht Zuid-Amerikaans muziekje en op tafel staat een fles wijn met twee glazen er naast. Op de tuinbank zit Cooper.

‘Hoi,’ zeg ik, terwijl ik mijn fiets tegen het huis aan zet.

‘Hé.’

Cooper trekt me de veranda op en kust me.

‘Wauw, wat prachtig.’ Ik kijk vol verwondering naar de legio vlammetjes die de veranda in een zachtgele gloed hullen. Cooper blijkt niet alleen zelfverzekerd te zijn, maar ook nog romantisch.

‘Heb je al gegeten?’

‘Eh… ja.’

‘Nog ruimte voor een toetje?’

‘Altijd,’ zeg ik glimlachend en ik streel met mijn hand over zijn borst.

Cooper beantwoordt mijn reactie niet, maar bukt en haalt een schaal met aluminium folie vanonder de tuinbank vandaan.

‘O, je bedoelt een echt toetje.’

Onder het folie zitten ronde, dubbellaags koekjes. Cooper neemt er eentje uit en houdt hem voor mijn mond. Ik bijt er een stukje af.

‘Hmm… lekker.’

‘Alfajores, oftewel caramel sandwich koekjes. Die eten ze veel in Brazilië, kun je alvast in de sfeer komen.’

Ik slik het koekje met moeite door. Hij begint weer over mijn reis, of althans hij hint erop.

‘Er komt een functie vrij op de uni in Brighton.’ Ik heb geen idee waarom ik dit ineens zeg.

‘O, dat is in de buurt.’

‘Ik zou daar misschien als docent aan de slag kunnen. Het zou wel bekend terrein zijn.’

‘Wil je dat? Doceren op een universiteit waar je zelf hebt gestudeerd?’

‘Geen idee.’ En dat meen ik. Dit is de eerste keer dat ik daar serieus over nadenk. Het is sowieso de eerste keer dat ik serieus over een baan nadenk.

‘Zijn ze moeilijk om te maken?’ Ik wijs naar het stukje koek dat Cooper nog in zijn hand heeft. Hij brengt het naar mijn lippen en ik open mijn mond, maar dan eet Cooper het gauw zelf op.

‘Gewoon het recept volgen,’ zegt hij lachend met volle mond. Daarna pakt hij me bij mijn middel en begint met me te dansen. ‘Lijkt me heerlijk om daar in die landen te eten en te drinken. En een beetje te dansen.’

Bedoelt hij nu dat hij mee op reis wil? Ineens krijg ik het benauwd. Hoe serieus is dit met Cooper? Is hij slechts een zomerflirt of zou het iets meer kunnen zijn?

Zonder dat ik het zie aankomen, zwiept hij mijn bovenlijf naar achteren en legt hij me over zijn knie.

‘Een beetje salsa, een beetje bachata. Misschien de merengue.’

En opeens weet ik het helemaal niet meer. Op reis gaan, samen of alleen, of toch solliciteren op de uni van Brighton en een avontuur met Cooper hier in Hallixston aangaan.

 

Cooper was al vroeg vertrokken. Hij moest weer de stad uit voor zaken, zoals hij het noemde. Ik zit op mijn veranda en staar naar de kaarsen die daar nog altijd staan, maar niet meer branden.

Gisteravond was een van de meest romantische avonden uit mijn leven. Nee, het was dé meest romantische avond uit mijn leven. Ik kan me niet herinneren dat Brian ooit iets voor me heeft georganiseerd dat ook maar een beetje in de buurt komt van de spontane actie van Cooper. Het voelt sowieso anders met Cooper, spannender en passioneler.

Waarom denk ik opeens aan Brian? Waarom vergelijk ik hem met Cooper? Met Brian heb ik vier jaar lang een serieuze relatie gehad en met Cooper… Ja, wat is het eigenlijk dat ik met Cooper heb? Ik weet nog nauwelijks iets van hem, alleen dat hij kan dansen en alfajores kan bakken. En dat ik hem woest aantrekkelijk vind.

‘Mevrouw.’

Op het strand staat een postbezorger met een grote doos in zijn hand.

‘Ik heb hier een bestelling voor nummer achttien.’

Ik kijk de bezorger wat onnozel aan en dan pas heb ik in de gaten dat de doos voor Cooper is.

‘O, ik neem hem wel in ontvangst.’

‘Bedankt, als u hier even wilt tekenen.’

Ik zet mijn handtekening en kijk dan naar de naam van de geadresseerde op de doos: C. Withaker. Ik besef nu pas dat ik zijn achternaam nog niet eens wist.

 

Als ik bij de winkel aankom, zit de deur nog op slot. Ik tast diep in mijn handtas en vind daar de sleutel. Het is kwart voor tien en meestal staat nana dan al achter de toonbank, maar als ik de winkel binnentreedt, zie ik dat zelfs de lichten nog niet branden.

Ik druk op de knop en de lichtbollen onder de ouderwetse lampenkappen springen aan. Nana is nergens te bekennen.

Ik loop de trap op en ga de woonkamer binnen. De krant ligt nog steeds onderste boven, nu op de zitting van haar luie stoel en het bakje waar de rijst in had gezeten staat nog ongewassen op het aanrecht.

Ik klop op de slaapkamerdeur en als ik geen reactie krijg, duw ik hem voorzichtig open. Het bed is leeg, het laken is keurig weggeslagen en strak gevouwen.

Dan hoor ik beneden de winkelbel. Ik ren de trap af en zie nana de winkel binnenkomen.

‘Ah, je bent er al.’

‘Nana, waar was je?’

‘Een afspraak buiten de deur.’

‘Net voordat de winkel open moet?’

‘Ja, ging net. En ik wist dat jij er anders wel zou zijn.’

Het valt me op dat nana wel met me praat, maar me nog niet één keer heeft aangekeken. Zou ze weer met die afschuwelijke kerel hebben afgesproken?’

‘Ik ga vandaag nieuwe truien breien. Het is nu nog zomer, maar voor de winter heb ik nog te weinig voorraad. Ik zag een leuk patroon in het breiblad staan.’

Nana pakt een tijdschrift van de balie en bladert er vluchtig doorheen. ‘Hè, waar stond het nou.’

Ik loop intussen naar de opslagkamer waar ook het koffiezetapparaat staat. Geduldig wacht ik totdat de twee kopjes zijn gevuld. In de winkel hoor ik nana brommen, iets dat me verbaast, omdat ze helemaal geen mopperaar is. Ze doet de laatste tijd wel vaker dingen die ik niet bij haar vind passen. Misschien moet ik haar toch maar eens voorzichtig naar haar nieuwe liefde vragen. Of zal ik zo direct dan eindelijk maar eens over Cooper vertellen? Wellicht dat nana dan ook haar verhaal aan mij kwijt wil.

‘Ja, ik heb het gevonden!’

Ik zet de twee kopjes op de toonbank en kijk naar een foto van een dame van middelbare leeftijd met een donkergrijze kabeltrui.

‘Die is mooi, hè. Ik denk dat ik er wel twee of drie ga breien. Die verkopen we wel.’

In de zomer is het hier doorgaans prachtig weer, bijna tropisch als je een beetje een optimist bent, maar in de winter kan het fris zijn. ‘Dat is inderdaad een mooi model, daar kun je er gerust drie van breien,’ zeg ik daarom.

De telefoon gaat. Het ouderwetse apparaat rinkelt hard. Ik reik naar de hoorn, maar nana is me voor. Ik heb haar zelden zo snel zien handelen. Ze neemt op en draait haar rug naar me toe. Na wat gehum, legt ze haar hand over het spreekgedeelte van de hoorn. ‘Allison, misschien kun jij anders even mijn jurk van de stomerij ophalen.’

Nana zegt het zo nonchalant dat ik direct ja-knik en de winkel verlaat. Nog voordat de deur dichtvalt, hoor ik nana haar stem verheffen tegen de persoon aan de andere kant van de lijn.

 

Bij de stomerij is het druk en ik moet in de rij. Ik zie pas wie er voor me staat als die persoon zich omdraait.

‘Allison, hoe gaat het?’

Het is Mary-Jane.

‘Goed.’

‘En met je oma? Ik heb ze onlangs nog gesproken. Ze vertelde me dat je interesse hebt in de functie van docent Engelse literatuur op de universiteit van Brighton.’

O nee! Nana heeft er al met haar over gesproken. ‘Eh… ik…’

‘Ik heb al een goed woordje voor je bij de directeur gedaan. Heb je je sollicitatiebrief inmiddels al verstuurd?’

En opeens is daar weer die twijfel. Doceren op de uni van Brighton of maken dat ik hier weg kom. Maar dan moet ik nana alleen laten. Om het over Cooper nog maar niet te hebben.

‘Tot wanneer is de datum dat je kunt solliciteren ook alweer?’ vraag ik.

‘Je hebt nog twee weken de tijd, maar ik zou het vandaag nog doen. O, en dat boek dat je aanraadde, dat is echt super goed. Nog bedankt, precies iets voor mij.’

‘Fijn om te horen, ik wist wel dat je het leuk zou vinden.’

‘Als je als docent net zo enthousiast over literatuur kunt vertellen tegen je studenten dan dat je tegen mij doet, dan weet ik zeker dat onze directeur je zal aannemen.’

Mary-Jane geeft me een knipoog. Het is duidelijk dat ik een grote kans maak op die baan.

 

In gedachten verzonken over wat ik toch moet doen met mijn leven laat ik de jurk van nana vallen als ik de deur van de winkel wil openen. Gauw raap ik hem op en ik ben blij dat hij in een beschermhoes zit. Ik sjor hem over mijn arm en duw dan de deur open, maar hij geeft niet mee. Ik duw nogmaals. Hij zit niet op slot, maar iets blokkeert hem. Met al mijn kracht duw ik nog harder en uiteindelijk lukt het me de deur een stukje te openen. Als ik mijn hoofd om de hoek steek, krijg ik de schrik van mijn leven. ‘Nana!’ gil ik.

 

***************************************************************************

Categorie
Series