Het is nu twee dagen geleden dat nana uit het ziekenhuis is ontslagen en het gaat steeds een beetje beter met haar. Vandaag heeft ze zelfs een uurtje in de winkel meegeholpen. Van de familie Withaker hebben we niets meer gehoord. Cooper heeft zijn gezicht niet meer laten zien en ook zijn vader houdt zich gedeisd, alhoewel ik het vermoeden heb dat die laatste binnenkort weer op de stoep zal staan vanwege dat contract.
‘Heb je al met je oma over de wolshop gesproken?’ vraagt Olivia. Haar vingers zien rood van de lijm en het crêpepapier.
‘Nee, nog niet. Ik weet niet zo goed hoe ik erover moet beginnen.’
Skip pakt het blauwe crêpepapier en scheurt er een stuk af. Daarna scheurt hij dat stuk in nog kleinere stukjes en rolt ze tot propjes tussen duim en wijsvinger. ‘Maar je zult het toch een keer ter sprake moeten laten komen. Het is zo het einde van de maand.’
‘Dat weet ik,’ antwoord ik zuchtend. ‘Mag ik het gele crêpepapier?’
Het was een idee van Olivia om de winkel te versieren. Nadat nana ineens uit het ziekenhuis was ontslagen hadden we geen tijd gehad om haar een welkom-thuis-feestje te geven. Achteraf gezien was het maar goed dat we dat niet meteen die dag hebben gedaan, want ze heeft toch nog wel even nodig gehad om te herstellen.
Ik rol kleine stukjes crêpepapier tot bolletjes en plak ze met een klodder lijm binnen de lijntjes van de letter N op het kartonnen bord. Een creatieve versiering zoals we ze vroeger op de kleuterschool maakten voor moederdag. Of in mijn geval: omadag.
‘Brian was hier.’
Skip laat van verbazing de lijmtube uit zijn handen vallen. ‘Wat!’
‘Een paar dagen geleden. Hij had gehoord dat nana in het ziekenhuis lag.’
‘En dat was je even vergeten te vertellen tegen ons, of wat?’ Olivia kijkt boos, het is niet gespeeld.
‘Ja, sorry Ol, ik had het druk met de wolshop en bezoekjes aan het ziekenhuis.’
Olivia knikt begripvol, maar haar kleine ogen kijken me nog steeds verwijtend aan. ‘Hoe was het om hem weer te zien?’
‘Hij heeft me gezoend.’
‘Dat meen je niet!’ Skip slaat zijn handen voor zijn gezicht.
‘Op mijn wang.’
‘O, is dat alles,’ zegt Skip teleurgesteld. Er zit een blauwe veeg naast zijn mond van het natte crêpepapier.
Olivia schiet in de lach en wijst naar Skips gezicht. ‘Wat was je reactie?’ vraagt ze me daarna.
‘Ik weet eigenlijk niet meer zo goed hoe ik heb gereageerd. Het overviel me.’
‘Maar daarna heb je niets meer van hem gehoord?’ vraagt Skip, terwijl hij zijn gezicht schoonpoetst.
‘Nee.’
‘Hij is gewoon gegaan?’
‘Hij zit in Hotel Hallixston Bay.’
‘Hij is nog hier? Wat vind je daarvan?’
‘Geen idee. Verrassend genoeg voelde het heel vertrouwd met hem. En hij was super lief voor me.’
‘Dus je vergeeft hem? Oude liefde roest niet, zeggen ze wel eens.’
‘Joh, Skip, hou op. Ik weet niet eens of Brian een relatie heeft of niet. We hebben het er niet over gehad. Ik was verdrietig en…’
‘En toen heeft Brian je getroost. Ik snap het.’
Olivia staat op. ‘Ik ga even mijn handen wassen. Wat een plakspul is dit.’
Even later komt ze terug met een dienblad waarop drie glazen wijn en een grote trommel staan. ‘En Cooper?’
Ik wist dat dit de vervolgvraag zou zijn. Het is heel fijn om zulke lieve vrienden te hebben, maar soms stellen ze vragen waarop ik geen antwoord weet. Dat wil zeggen, het antwoord zou moeten zijn dat ik hem wil vergeten, maar waarom lukt het me dan niet?
‘Ally?’
Olivia houdt een koekje voor mijn mond en zonder te zien wat het is neem ik een hap. Het blijkt een Braziliaans alfajores koekje te zijn.
‘Hè,’ zeg ik. ‘Heb jij die ook?’
Olivia verschiet en ineens begrijp ik het. ‘Jij hebt deze gebakken, hè?’ Ik bal mijn vuisten en grom. ‘Argg… dat meen je niet!’ En ineens weet ik het antwoord op Olivia’s vraag.
Mijn fietsmand puilt uit van de ballonnen en flessen drank. Achterop zit Skip met het welkom-thuis-bord in zijn handen en naast me slingert Olivia die moeite heeft haar fiets recht te houden vanwege de vele tassen vol zoete lekkernijen die om haar stuur hangen.
Het is zeven uur ’s avonds en de zon begint zoetjes aan te zakken, maar raakt de horizon nog niet. De lucht kleurt dieprood en dompelt Hallixston onder in een warme, vriendelijke gloed.
Voor de winkel heeft zich al een groepje gasten verzameld voor het feestje van nana. Ik open de winkeldeur heel langzaam, maar desondanks rinkelt de bel. Ik wacht even een paar tellen, maar nana komt niet naar beneden. Opgelucht leg ik mijn wijsvinger op mijn lippen dat iedereen stil moet zijn. Skip had geopperd om ons met z’n allen achter de toonbank te verstoppen en er dan springend achter vandaan te komen, terwijl we heel hard “verrassing” zouden roepen. Ik heb daar vlug een stokje voor gestoken, aangezien ik nana daar nog veel te zwak voor vind en ik niet nog een keer de ambulance op de stoep wil hebben. En daarom loop ik nu alleen de trap op naar boven, terwijl de gasten razendsnel de winkel versieren.
‘Nana, ik ben er weer.’
‘Ah, fijn Allison. Hoe was het bij Olivia?’
‘Leuk.’ Ik babbel zolang als mogelijk, maar dan kan ik mijn enthousiasme niet meer in bedwang houden. ‘Kom, ik heb een verrassing voor je.’
Nana kijkt me wantrouwend aan. ‘Wat heb je bekokstoofd?’
‘Kom nou maar.’
Terwijl we de eerste traptreden naar beneden af lopen zie ik sommige gasten nog vlug hun longen leeg blazen in een ballon, terwijl anderen razendsnel de laatste slingers over de toonbank decoreren. Nana is duidelijk ontroerd. Ze slaat haar handen in de lucht. ‘O, wat prachtig. Wat leuk.’
‘We zijn zo blij dat je weer terug bent.’
‘Allison, wat ontzettend lief van je.’ Nana omhelst me. Daarna daalt ze de trap verder af met een gracieuze tred die een lid van de koninklijke familie niet zou misstaan. Ze geniet zichtbaar van alle aandacht.
Het is gezellig druk in de wolshop die voor de gelegenheid is omgetoverd in een receptieruimte. Olivia en Skip laveren tussen de genodigden en serveren eigengemaakte hapjes en drankjes. Ik zie veel bekende gezichten onder wie Mary-Jane (die ik angstvallig probeer te ontwijken, bang dat ze weer over de functie op de uni begint), mevrouw Sullivan en mevrouw Richardson.
De wolshop ziet er nog vrolijker uit dan normaal met de gekleurde ballonnen en slingers. Ineens overvalt me een gevoel van nostalgie alsof de winkel nu al slechts een herinnering is, terwijl het nog even duurt voordat de maand om is.
Met een naar gevoel in mijn buik schuif ik het gordijn opzij en ga de opslagkamer binnen. Hoeveel uren heb ik hier niet gezeten? Hoeveel uren heb ik nana niet geholpen in haar winkel?
‘Hé, hier zit je.’
Vanachter het dikke gordijn komt Brian de opslagkamer binnen lopen. Zijn aanwezigheid verrast me totaal, want ik heb hem helemaal niet uitgenodigd. Ondanks dat ik direct het vermoeden heb dat hij door toedoen van Skip hier is – de rat – wil ik Brian vragen wat hij hier doet. Toch doe ik het niet, want zijn nonchalance brengt me misschien nog wel meer van mijn stuk dan zijn aanwezigheid. Het lijkt alsof Brian geen enkele moeite heeft me weer te zien na zijn kus en de ongemakkelijke stilte die daarop had gevolgd. Ik daarentegen weet niet zo goed hoe ik me moet gedragen. De kleine opslagkamer en alle dozen die er nog staan van de havenfeesten helpen ook niet.
‘Waarom kijk je zo sip? Het gaat toch goed met je oma?’
‘Ja, dat klopt, maar er is nog iets anders. De winkel moet dicht. Ze gaan hier horecagelegenheden bouwen.’ De woorden zijn eruit voordat ik er erg in heb.
‘Dus je oma moeten stoppen met de wolshop?’
‘Ja, en nog erger, ze is ook haar bovenwoning kwijt.’
Aan de andere kant van het gordijn klinkt een schaterlach. Nog maar even en dan pruttelt hier het frietvet van een fastfoodketen of sist de wok van een Japanse all-you-can-eat sushi tent. En misschien lopen hier boven straks wel studenten rond. Ik voel me ineens ellendig en het liefst zou ik Brian willen vragen om me vast te houden, maar ik durf niet.
En ineens zie ik die blik in zijn ogen. Misschien hoef ik het hem niet te vragen. Hij komt nog iets dichter bij me staan en aarzelend gaan zijn vingertoppen naar mijn gezicht. Ze raken bijna mijn huid.
Dan opeens wordt het gordijn opzij geduwd.
Brian stapt vlug naar achteren.
‘O, sorry, ik wist niet dat hier iemand was.’ Olivia ontwijkt onze blikken, pakt vlug een fles wijn mee en gaat achteruit de winkel weer in. Het gordijn valt voor haar neus dicht.
Brian en ik schieten in de lach.
‘Misschien moesten we maar weer eens naar de gasten gaan,’ zeg ik.
Beiden grijpen we naar het gordijn en even raken onze handen elkaar. ‘Het komt allemaal vast goed,’ zegt Brian zacht tegen me.
Het feestje was een groot succes geweest. Nana had genoten, maar na twee uurtjes had ze als een Assepoester het bal plotseling verlaten en was naar boven gegaan. De gasten hadden nog een halfuurtje nageborreld en toen was iedereen naar huis gegaan, ook Brian. Ik had gehoopt dat we misschien nog een afzakkertje bij een cafeetje aan de haven konden doen, maar nog voordat ik het wist, was hij al verdwenen.
Nu is het zondagmiddag en ik zit al een halfuur met de oorbeschermers over mijn oren. Mijn oorschelpen doen er pijn van. Toch probeer ik me te concentreren op mijn boek – de roman waar Cooper en ik samen in waren begonnen – maar het geluid van het gezaag en het gehamer dringt door de oorbeschermers heen. Uiteindelijk geef ik het op.
Met een diepe zucht sta ik op van de bank. Het liefst was ik naar Cooper toegelopen en had ik hem eens haarfijn verteld dat hij rekening moet houden met de buren, met mij dus. Maar ik wil hem niet meer zien of spreken. Ik ben nog steeds boos over wat hij en zijn vader nana hebben aangedaan. Ze had wel dood kunnen zijn.
En dan ineens is het stil. Ik laat een diepe zucht ontsnappen. Misschien kan ik dan toch nog rustig mijn boek lezen? Ik sla het weer open, maar zie dan vanuit mijn ooghoeken een gestalte op de veranda staan. Het is Brian.
‘Hoi.’ Ik laat hem binnen en direct overvalt me een heerlijk gevoel. Ik schrik er zelf van.
‘Hoe is het met je?’ vraagt Brian.
‘Goed. Ik ben nog een beetje aan het nagenieten van nana’s feestje.’
‘Snap ik. Volgens mij had ze het prima naar haar zin.’
‘Klopt, maar ze was daarna wel moe, hoor.’
‘En jij?’ Brian houdt zijn hoofd schuin, zijn vingers rusten even op mijn hand. ‘Trek jij het allemaal nog een beetje?’
Beduusd door zijn zorgzame reactie weet ik zo gauw niet wat ik moet zeggen. Sinds dat hij terug is, is hij zo lief en bezorgd. Hij lijkt nauwelijks meer op de feestvierende Brian zoals hij was tijdens de laatste maanden van onze relatie.
‘Gaat wel.’
Ik heb de woorden nog niet uitgesproken of er komt opnieuw een kabaal door de open schuifdeur de woonkamer binnen. Cooper heeft zijn gereedschap weer opgepakt. Ik wil de schuifdeur dichtdoen, maar Brian houdt me tegen. ‘Kom, we gaan.’
We lopen het strand op waar een zachte zomerwind mijn huid verwarmt. Zo ongemerkt mogelijk – ik kan het niet laten – kijk ik om naar het huis naast me waar Cooper, in mouwloos shirt, aan een kleine houten stellage werkt. Zou dat voor de nieuwe horecagelegenheid zijn die op de plaats van nana’s wolshop moet komen?
Brian loopt inmiddels achteruit over het strand. Zijn hielen zakken weg in het losse zand en hij houdt zijn armen gespreid. Met fijn geknepen ogen tegen het felle zonlicht kijkt hij me aan. ‘Hoe vaak hebben wij hier niet over het strand gestruind? Honderd keer?’
‘Minstens.’
‘En hoe vaak hebben we niet gezegd dat we eens in die vuurtoren zouden willen kijken?’ Brian wijst naar “The Old Lighthouse” zoals de rood-wit gestreepte toren in zee wordt genoemd. Hij is al decennialang niet meer in gebruik. Op land staat een tweede vuurtoren, grijsbruin en met weinig karakter, maar wel met een verkeersleider die de schepen van informatie voorziet.
‘Net zo veel keer, maar helaas is hij nog nooit toegankelijk geweest voor publiek. ’
Brian staat ineens stil. Uit zijn broekzak haalt hij een sleutel. ‘Maar wij zijn geen publiek.’
‘Hè, hoe kom je daar aan?’
‘Connecties. ‘
Ik ben met stomheid geslagen.
Brian pakt mijn hand en begint te rennen. Ik laat me meesleuren, wiebelend door het mulle zand en uiteindelijk bereiken we de zee. Witte schuimkoppen slaan tegen de rotsen en tegen onze enkels.
‘Voorzichtig, want dit pad is glad.’
Het is eb en het stenen pad naar “The Old Lighthouse” is alleen maar een beetje nat. We kunnen er gemakkelijk overheen lopen en toch glijd ik weg. Brian spant zijn spieren aan en vangt me op.
‘Wat zeg ik nou net,’ zegt hij lachend.
Ik glimlach onnozel terug en geniet van zijn sterke en hoffelijke arm die me overeind houdt.
Bij de deur van de enorme vuurtoren voel ik een kriebel in mijn buik die vervolgens door mijn hele lichaam siddert als Brian de sleutel in het slot omdraait.
Binnen in de vuurtoren is het donker en koel.
‘Wat is zo’n ding groot.’ Mijn stem galmt en ik schrik er een beetje van.
‘Zullen we boven kijken?’
De wenteltrap lijkt eindeloos rond te draaien. Gelukkig zijn er meerdere verdiepingen gemaakt anders was ik allang duizelig geweest. Als we de bovenste verdieping bereiken, kan ik mijn ogen niet geloven. De gigantische ramen reiken van de grond tot aan het plafond en zijn helemaal rondom. Ze geven een spectaculair uitzicht. De lucht is helder en ik kan mijlenver kijken. In de verte vaart een vrachtschip herkenbaar aan de verschillende kleuren containers die het vervoert en enkele meters voor de kust liggen zeilbootjes te wachten op nieuwe windaanvoer.
‘Wauw.’ Het is het enige wat ik kan uitbrengen.
Brian staat een raam verderop en lijkt ineens zenuwachtig. ‘Ally… ik…’ Hij lijkt naar woorden te zoeken die hij niet kan vinden. Dan doet hij een stap naar voren en pakt mijn handen vast. ‘Ik… het spijt me. Ik bedoel… van toen. Ik heb me als een klootzak gedragen. Sorry.’
Het is de eerste keer dat hij erover begint sinds we elkaar weer zien. Het onderwerp had al meerdere keren op het puntje van mijn tong gelegen, maar steeds was het moment er niet naar.
‘Ja, dat kun je wel zeggen.’
‘Ik heb er zo’n spijt van. Kun je het me ooit vergeven?’
Herinneringen aan een stomdronken Brian in de armen van een Zweedse toeriste komen voorbij. Ze hadden staan dirty dansen in de pub, hadden elkaar daarna onbeschaamd gekust en waren samen weggegaan. Het was geen roddel geweest, ik had het zelf gezien, omdat ik als verrassing naar de kroeg was gekomen. Brian had me niet eens bij de bar zien staan toen hij de deur uitliep, omdat hij zijn ogen op haar halfopen geknoopte bloesje had gericht.
‘Je hebt me pijn gedaan. Ik heb me denk ik nog nooit zo vernederd gevoeld als toen.’
‘Ik wist niet dat je daar ook was.’
‘O, en als je het wel had geweten? Had je dan wel je handen van dat blonde meisje afgehouden?’ Ineens is daar weer diezelfde woede als ik tijdens die avond had gevoeld. Het is nu maanden geleden, maar het lijkt plots weer als de dag van gisteren.
‘Zo bedoel ik het niet, ik had teveel gedronken.’
‘Is dat je excuus?’
‘Er is geen excuus. Ik had het nooit mogen doen. En ik zou het ook nooit meer doen. Ally, jij bent het beste wat me ooit is overkomen. Die vier jaar dat we samen zijn geweest, waren fantastisch en ik mis je nog iedere dag.’
‘Ik mis jou ook.’ De woorden ontsnappen mijn lippen. Ik weet niet eens of ik het meen. Ik weet even niets meer. Zojuist had het nog lekker koel aangevoeld in de vuurtoren, nu lijkt het wel net zo heet als dat het buiten is.
‘Wat denk je, kun je me nog een kans geven?’
Ik wil iets zeggen, maar er komen geen woorden. Brian is inmiddels dicht voor me komen staan. ‘Ik hou van je, Ally.’ Daarna kust hij me.
Het voelt alsof we in het fietsenhok van de uni staan in de eerste jaren van onze verkering. Brian kust me innig, ik kus hem terug. Zijn woorden van net klonken oprecht en de kus, die dankzij het gekriebel van zijn baard nieuw lijkt, brengt me terug naar een fijn en vertrouwd gevoel dat ik bijna vier jaar lang heb gehad. Ik wil dat weer voelen, ik wil weer van iemand houden. Ik wil weer dat iemand van mij houdt. Brian houdt nog steeds van mij. En hij heeft spijt.
Ondanks dat er overal ramen zijn, voelt het alsof niemand ons kan zien en ook Brian lijkt dat te denken. Hij drukt me met mijn rug tegen het glas. Direct loopt er een koude rilling over mijn ruggengraat, maar deze verdwijnt onmiddellijk als Brian met zijn hand onder mijn shirt gaat.
Buiten klinkt een scheepshoorn en even vraag ik me af of de verkeersleider van de vuurtoren aan land ons misschien kan zien, maar dan leg ik die gedachte naast me neer.
Ik leg alle gedachten naast me neer, ook die van blonde knäckerbrödmeisjes en zagende buurmannen en voel alleen nog maar de intimiteit zoals ik hem vier jaar lang heb gekend. En het voelt heerlijk.
Ik heb geen idee hoe laat het is en het kan me ook niet schelen. Tijd lijkt ineens ver weg, letterlijk en figuurlijk. Ik lig op mijn rug en Brian wrijft over mijn armen. ‘Heb je het koud?’
Ik schud mijn hoofd. Ik heb het bloedheet.
Ineens verschijnt er een mysterieuze glimlach op zijn gezicht. ‘Niet weggaan, ik ben zo terug.’
Met een frons op mijn voorhoofd volg ik zijn bewegingen als hij de wenteltrap afdaalt. Ik hoor hem rommelen op de verdieping onder mij en ik wacht in spanning af wat er gaat gebeuren.
Brian verschijnt weer in het trapgat met een rieten mand in zijn handen. Uit de mand haalt hij een dikke deken die hij over de grond uitspreidt. ‘Dat is wat comfortabeler.’
Ik ga op mijn buik op de deken liggen en ben nieuwsgierig naar wat er nog meer uit de mand komt. Het blijkt een fles wijn te zijn, twee glazen en kleine kaasjes en worstjes.
‘Wat romantisch,’ zeg ik zacht.
‘Ik dacht, ik heb nog wat goed te maken.’
Ik probeer me te herinneren wanneer Brian tijdens onze relatie zo romantisch is geweest, maar ik kom er niet op. Volgens mij heeft hij nog nooit zoiets gedaan.
De ondergaande zon kleurt de ramen roze en ik voel me fantastisch op de romantisch gedekte deken met het gezelschap naast me.
Brian neemt een slok van zijn wijn. ‘Waarom ga je niet solliciteren op de uni? Ik weet hoe graag je over boeken en schrijvers praat, die baan is perfect voor je.’
‘Maar dan werken we allebei op dezelfde plek.’
‘Ja? Dat is toch leuk, net als vroeger toen we er allebei studeerden.’
Ik denk aan nana en haar zwakke gezondheid. Mijn reisplannen heb ik sinds haar ziekenhuisopname in de koelkast gezet, of liever gezegd, in de vriezer. Ooit, wanneer het leven het toelaat, zal ik ze ontdooien en zal ik alsnog mijn reis naar Zuid-Amerika maken. Maar voor nu is het geen optie meer.
‘Misschien heb je wel gelijk. Ik moest het maar eens doen.’
‘Echt? Yes. Ally, je wordt vast aangenomen. Dan kun je in Brighton komen wonen en kunnen we ’s ochtends samen naar het werk.’
Brian zegt het grinnikend, maar het herinnert me direct aan onze gesprekken van toen. We hebben het vaak over een mooi huis in Brighton gehad met een groot grasveld voor onze kinderen. De droom die maanden geleden uit elkaar spatte, lijkt ineens weer daar te zijn. En misschien is het niet eens een droom, maar mijn toekomstige leven. Nana heeft gelijk: je moet kunnen vergeven.
De kaas en de worst zijn inmiddels op, de wijnfles is leeg. Brian bergt de deken en het glaswerk op in de rieten mand. Ik sta voor het raam. De zon is inmiddels onder en talloze lichtpuntjes schitteren in het donker. De lichtbundel van de vuurtoren aan land schijnt zo nu en dan door de ramen van onze vuurtoren.
Brian komt hij achter me staan en slaat zijn armen om mijn middel. Zijn hoofd legt hij op mijn schouder en zijn wang raakt de mijne.
‘Jij maakt me gelukkig, Ally. Zonder jou ben ik niets.’
Ik heb het hem al vaker horen zeggen, toen geloofde ik hem, nu ook. Hij heeft een fout gemaakt, hij heeft daar spijt van en hij doet zijn uiterste best me te heroveren. Ik vind het romantisch, schattig en bewonderenswaardig tegelijk.
Ik draai me om en kijk hem aan. ‘Ik vergeef je.’ Daarna buig ik mijn hoofd een beetje en wil hem kussen, maar Brian duwt me opeens van zich af.
‘Hoe laat is het?’
‘Hoezo, moet je weg?’
Nog voordat ik het weet, pakt Brian de mand en begint de trap af te rennen. ‘Kom, vlug. We moeten opschieten.’
Beduusd blijf ik staan, maar als Brian opnieuw roept, begin ook ik de wenteltrap af te rennen. Ik ren zo snel dat mijn hoofd tolt. Op iedere verdieping wil ik even blijven staan om op adem te komen, maar Brian dringt aan en dus ren ik door.
Beneden staat hij al met de deur in zijn hand. ‘We moeten echt opschieten.’
En dan zie ik waarom hij zo’n haast heeft. Het wordt vloed. Het stenen pad staat al helemaal onder water. Er staat een sterke stroming en al bij de eerste stap verlies ik mijn evenwicht. Voordat ik het weet lig ik in het water. In barst in lachen uit.
Brian helpt me omhoog, maar een nieuwe golf doet ook hem wankelen en we glijden onderuit. We gaan zelfs kopje onder. Brian hijst me omhoog en voorzichtig zet ik mijn voeten op de gladde stenen, maar ik glijd weer weg en trek Brian ook weer naar beneden. Opnieuw liggen we in zee. ‘En toen viel ons romantisch avondje in het water,’ zeg ik tussen mijn lachstuipen door.
Na nog meer gestuntel en gewankel lukt het ons uiteindelijk het strand te bereiken. De rieten mand is weggedreven, maar de romantiek is nog steeds daar. Brian tilt me op en draagt me het hele stuk naar mijn huis. We douchen samen, maar als ik nog een wijntje wil inschenken, lijkt Brian ineens haast te hebben.
‘Slaap lekker.’
‘Blijf je niet?’
‘Beter van niet. Ik moet morgen vroeg op. Maar misschien kunnen we morgenavond afspreken?’
Ik verberg mijn teleurstelling en tover een glimlach op mijn gezicht. ‘Dat zou ik fijn vinden.’
Als Brian uit het zicht verdwenen is, sluit ik de schuifdeur en net voordat deze dichtvalt, hoor ik getimmer. Ik weet waar het geluid vandaan komt en ik vervloek mijn buurman die het blijkbaar nodig vindt om zelfs ’s avonds laat nog te klussen.
Het is nu bijna het einde van de maand en nana doet net alsof er niets aan de hand is. Ze heeft vanmorgen zelfs nog een nieuwe bestelling bij de leverancier van de borduurpatronen geplaatst.
Ik sta een beetje achter de balie te dralen waar ik de envelop met het contract helemaal onderop een stapel oude breigidsen heb verstopt. Als mevrouw Sullivan de winkel heeft verlaten, haal ik de envelop tevoorschijn.
‘Nana, zullen we even gaan zitten.’
Ze kijkt me vragend aan, maar ziet dan wat ik in mijn handen heb.
‘Ik weet het. Ik bedoel, van de winkel. Dat je moet stoppen van de gemeente.’
Nana gaat met een diepe zucht op een van de rotan stoeltjes zitten en legt haar handen op het glazen tafelblad.
‘Waarom heb je het niet tegen me verteld?’
‘Dat zijn mijn zaken, Allison.’ Nana wil de envelop uit mijn handen grissen, maar ik ben sneller.
‘Ik ben geen kind meer, hè. Dit soort zaken kun je best met mij delen.’
Nana laat een nieuwe zucht ontsnappen. ‘Ik wil je daar gewoon niet mee lastigvallen.’
Ik haal het contract uit de envelop en geef het aan nana. ‘Ik heb het gelezen en ik snap dat je dit bod niet accepteert.’
Nana bladert snel naar de laatste pagina. ‘Dit bod is in ieder geval al hoger dan de twee voorgaande biedingen, maar het is nog steeds belachelijk laag.’ Ze smijt de papieren op tafel. ‘Het is voor het hele pand, hè, ook voor de woning hierboven. Ik moet mijn huis uit, Allison.’
‘Ja, ik heb het gelezen. En ik vind dit bod ook te laag, maar ik ben bang dat je geen keus hebt. De gemeente heeft het bestemmingsplan gewijzigd, nana, je moet hier weg.’
‘Hoe kom jij eigenlijk aan dit nieuwe contract?’
‘Die man…’
‘Withaker.’ Nana spreekt zijn naam met walging uit, ze spuugt er nog net niet achteraan.
‘Ja, Withaker, die stond hier in de winkel toen jij in het ziekenhuis lag. Hij gaf me die envelop.’
‘Dit pand is jouw erfenis, Ally.’
Ik schrik bij het woord erfenis dat ik onmiddellijk met de dood van nana associeer, iets wat gelukkig nog niet heeft plaatsgevonden, maar wat akelig dichtbij kwam.
‘Maar het is bijna het einde van de maand. Daarna zul je het pand van de hand moeten doen voor dit bedrag. Die man zei namelijk dat dit zijn laatste bod was.’
‘En toch accepteer ik het niet. Ik blijf hier zitten, al komt de sloopkogel door de muur.’
Ik zucht diep. Ik heb nana’s vastberadenheid altijd bewonderd, maar nu slaat ze toch wel een beetje door.
De winkelbel rinkelt en een vrouw, die ik niet ken, komt binnen. Nana komt moeizaam omhoog uit haar stoel en sloft naar de toonbank. Het doet me pijn haar zo te zien. De winkel is haar leven, dit pand haar thuis.
Ik vraag me al dagen af of ik niet met de familie Withaker moet gaan praten, maar dan herinner ik me weer dat het de gemeente is die deze beslissing heeft gemaakt.
In de tuin bij Olivia is het warm, voor mij veel te warm. De grote parasol geeft nauwelijks verkoeling, zelfs de Pimms cocktail met gemberbier, fruit en verse munt helpt niet. Het zweet staat in mijn oksels.
‘Brian en ik hebben het in de vuurtoren gedaan.’ De woorden ontschieten me spontaan.
Skip zet zijn glas met een klap op tafel. Olivia moet de armleuningen van haar stoel omklemmen om er niet van af te vallen.
‘De vuurtoren?’
‘Ja, de Old Light House. Het was zo romantisch.’
‘Maar hoe kom je daar binnen? Dat ding is toch al decennialang gesloten?’ vraagt Olivia.
Ik wil vertellen dat Brian op mysterieuze wijze aan de sleutel is gekomen, maar Skip is me voor.
‘Dát is jouw vraag?’ Hij kijkt Olivia ongelovig aan. ‘Vraag liever hoe de avond is geweest.’
‘De avond was fantastisch,’ antwoord ik haast vlugger dan ik kan ademhalen. ‘Hij had zelfs een rieten mand met een deken en wijn meegenomen. En kaasjes en worstjes.’
‘O, dat klinkt heerlijk. Maar Brian?’
Ik snap Olivia’s vraag.
‘Ja, hij is echt veranderd. Hij heeft spijt. En hij houdt nog steeds van me.’
Skip trekt een wijs gezicht. ‘Oude liefde roest niet, zoals ik al zei.’
‘Hij wil dat ik ga solliciteren op de uni in Brighton. Hij werkt daar ook als docent. En nana zit me ook te pushen om te reageren op die functie, dus ik heb besloten het te doen.’
Het is even stil. Olivia schenkt onze glazen nog eens bij. De grote kan is al bijna leeg. ‘Hoe gaat het eigenlijk met je oma?’
‘Ze doet heel groot. Ze werkt weer, maar alles gaat trager. Ze sloft ineens, dat heeft ze nog nooit gedaan.’
‘En de winkel?’
‘Geen idee.’ Ik zoek een weg uit dit gesprek en om tijd te rekken neem ik een slok van mijn cocktail. Daarna wijs ik naar het boek dat we Olivia cadeau hadden gegeven en dat op een voetenbankje ligt. ‘Vind je het wat?’
‘Oja, het is fantastisch. Je had weer eens gelijk, echt iets voor mij.’
‘En hoe moet het nu met jouw droom?’ vraagt Skip. ‘Ik bedoel, jouw eigen boekwinkel?’
Ik haal mijn schouders op. ‘Dat kan ik voorlopig wel vergeten als nana het pand moet verkopen.’
‘Jammer, want ik weet zeker dat jij heel Hallixston aan het lezen zou krijgen.’
‘Misschien, voor nu probeer ik die baan op de uni te krijgen.’
‘Waarom hoor ik geen enthousiasme in je stem?’ Olivia kijkt me bloedserieus aan.
‘Omdat het niet voelt als mijn eigen keuze. Nana zit er maar steeds op aan te dringen en Brian nu dus ook al. En eerlijk gezegd weet ik niet of het onderwijs wel iets voor mij is. Ik was juist zo blij dat ik van de uni af was.’
‘Maar dat kwam vanwege dat akkefietje met Brian.’
Skip zegt het zo luchtig mogelijk, maar het veroorzaakt een flinke steek in mijn maag, ondanks de heerlijke avond die ik gisteren met Brian heb gehad en zijn spijtbetuiging.
‘Misschien,’ zeg ik zacht.
************************************************************************