Ze heeft nog nooit zo’n koud water gevoeld. Het bijt in haar spieren. Twee glazige ogen kijken haar aan vanuit het diepe heldere water. Ogen waaruit het leven langzaam wegzakt.
Nog even, en dan is hij er niet meer. Ze ziet zijn smekende blik. Ze kan hem niet aankijken. Ze moet doorzetten. Haar verkrampte vingers proberen nog meer kracht te zetten.
Opeens wordt ze met een ruk het water uitgetrokken en op de kant gelegd. In haar ooghoeken ziet ze nog net hoe brandweermannen de auto uit het kanaal takelen. Dan zakt ze weg in een diepe slaap.