Pakjesavond - Vera van Beers
15657
portfolio_page-template-default,single,single-portfolio_page,postid-15657,bridge-core-3.0.7,qode-page-transition-enabled,ajax_fade,page_not_loaded,,qode-child-theme-ver-1.0.0,qode-theme-ver-29.4,qode-theme-bridge,disabled_footer_top,wpb-js-composer js-comp-ver-6.10.0,vc_responsive

Pakjesavond

‘Sorry, te laat.’
Ik schud chagrijnig met mijn hoofd, terwijl Tamara achter me langs schiet.
‘Gevallen met de fiets. De ketting brak af en toen lag ik ineens.’
Ik kijk haar aan. ‘Je hebt bloed aan je handen!’
Tamara inspecteert haar handen en verbergt ze snel achter haar rug. ‘Ach, het ziet er erger uit dan het is,’ zegt ze vlug.
De klanten achter de toonbank zuchten geïrriteerd. Ik weet dat ze meer te doen hebben, dat ze ook nog langs de drogist moeten voor een parfum voor moeder of dochterlief, maar ik houd mijn blik op mijn collega gericht.
‘Ik fris me even op en dan kom ik je helpen. Het is al aardig druk, zie ik.’
Ik kijk haar na en zie vanuit mijn ooghoeken een speelgoedtrein op me afkomen.
‘Juffrouw, kan ik deze nu eindelijk afrekenen. Ik moet ook nog naar de boekhandel.’
‘Ja, natuurlijk, sorry, dat is dan dertig euro, alstublieft.’
Zodra de vrouw heeft afgerekend dringt zich al een man op met zijn armen vol met speelgoedknuffels. Hij gooit ze op de toonbank en ik scan de pluchebeesten. Achter de man wordt de rij steeds langer. Waarom wachten mensen toch altijd tot het laatste moment? Vanavond is het  pakjesavond en het lijkt wel of niemand de tijd heeft gehad om eerder naar de winkel te komen.
‘Zo, daar ben ik al. Zal ik kassadraaien?’
Ik knik dankbaar naar Tamara, pik een pepernoot uit de kom op de balie en loop de winkel in. Ik wurm me tussen het winkelend publiek dat in dikke winterjassen de smalle gangpaden bezet houdt en leg wat dozen met puzzels recht, zodat de stapel niet omvalt. Als ik mijn hoofd naar links draai, kijk ik in de diepliggende, grijze ogen van Jurre. De nieuweling is nog maar een week aan het werk. Ik glimlach naar hem, hij draait zijn hoofd weg en gaat verder met het uitpakken van dozen.
Ik laat een kleine zucht ontsnappen bij de reactie van de zonderlinge jongen. Al de hele week heb ik het idee dat hij me aanstaart, maar als ik dan iets zeg, krijg ik nauwelijks een reactie. Ik heb zelden zo’n verlegen persoon meegemaakt. Dat hij is aangenomen in de winkel heeft hij dan ook alleen maar te danken aan het feit dat hij het neefje van de baas is.
Achter me hoor ik een paar klanten ruziën om, wat blijkbaar de laatste Xbox is, die we in de winkel hebben liggen. Ik draai me om en stel hen gerust dat we achter in het magazijn nog meer exemplaren op voorraad hebben.
Nog maar een paar uur in deze drukte en dan kan ik gaan genieten van een heerlijk sinterklaasweekend. Een kleine kriebel verplaatst zich door mijn buik. Deze pakjesavond wordt een heel bijzondere, had Michael gezegd. Hij heeft iets speciaals geregeld en er verschijnt spontaan een glimlach op mijn gezicht. Hoewel hij heel mysterieus doet, weet ik al wat hij gepland heeft. Ik heb per ongeluk een folder van een authentiek boerderijtje gevonden. Natuurlijk heb ik niets gezegd, ik laat hem in de waan en zal heel verrast reageren als we daar aankomen.
‘Pauze.’
Ik schrik op van Tamara’s gefluister in mijn oor.
Als we de kantine binnenkomen zit Jurre al aan tafel. Hij kijkt alleen mij aan.
‘Smakelijk,’ zeg ik.
Jurre knikt en neemt nog een hap van zijn boterham.
‘Had ik je dat boerderijtje al laten zien waar Michael me dit weekend mee naartoe neemt?’ vraag ik aan Tamara. ‘Hij heeft het als verrassing gepland, maar ik weet het dus al.’
‘Ja, dat heb je al gezegd. Je hebt me die site laten zien.’
‘Oja, maar ik ben ook zo enthousiast. Ik denk dat hij wil voorstellen om te gaan samenwonen.’
Jurre verslikt zich in zijn thee. ‘Heet,’ zegt hij.
‘Voorzichtig dan maar,’ zeg ik.
Hij kijkt me aan en voor het eerst zie ik iets wat op een glimlach lijkt.
‘Wat ga jij eigenlijk dit sinterklaasweekend doen?’ vraag ik aan Tamara.
‘O, het gebruikelijke.’
‘Je bedoelt gourmetten met surprises en rijmpjes?’
‘Ja, zoiets.’ Tamara neemt een hap van haar belegde broodje en pulkt met haar duim en wijsvinger aan de punt van het tafelkleed.
‘Met de hele familie?’
‘Ja.’
‘Gezellig. Ik ben jaloers op je. Sinds mijn ouders in het buitenland wonen heb ik geen Sinterklaas meer met familie gevierd.’
Jurre staat op en loopt de kantine uit.
‘Beetje een vreemde gozer, hè, vind je ook niet,’ zeg ik.
‘Geen idee, hij zegt niet zo veel.’
‘Nee, precies, dat bedoel ik. En hij staart me de hele tijd aan.’
‘Is dat zo?’
‘Ja, ik krijg er de kriebels van.’
Tamara haalt haar schouders op. ‘Is me nooit opgevallen. Oja, ik heb nog een briefje voor je.’
‘Briefje?’ vraag ik, terwijl ik het papiertje van haar aanneem. Ik vouw het open en zie dan hele lieve woorden staan.
‘Hè, hoe kom jij hieraan?’
‘Heeft Michael afgegeven.’
‘Wanneer?’
‘Toen jij met een klant bezig was.’
‘Michael was hier? En dan roep je me niet?’
‘Mocht ik niet van hem. Vanaf nu moet je het spel spelen, heeft hij gezegd.’
‘Spel?’
‘Ja, het sinterklaasweekend is begonnen, zei hij.’
Ik lees de zin nogmaals. Vanavond om zeven uur bel ik bij je aan.
Ik kijk op mijn horloge. Nog maar vier uurtjes te gaan.

Als de laatste klant de winkel heeft verlaten, haal ik opgelucht adem. De uren zijn voorbij gevlogen. Nu rap naar huis, omkleden en wachten op de deurbel.
‘Mensen, allemaal bedankt voor jullie inzet vandaag.’ Meneer Kaagsma, de eigenaar van de winkel, staat op de trap en spreekt ons toe. ‘Jullie zijn allemaal toppers, maar zoals jullie weten, hebben we iedere maand een supertopper. En in november was dat …’ Hij is even stil en we kijken elkaar allemaal kort aan. ‘…tja, het wordt een beetje saai, maar voor de derde keer op rij noem ik jouw naam, Elke.’
Ik sla mijn handen voor mijn mond. Ik ben alweer als supertopper van de maand gekozen. ‘Echt? Wat fantastisch,’ roep ik enthousiast.
‘Hartelijk gefeliciteerd,’ zegt meneer Kaagsma. ‘En, omdat het Sinterklaas is, krijg je er deze keer ook nog een cadeautje bij.’ Vanachter zijn rug haalt hij een fles champagne tevoorschijn.
Ik slaak een kort gilletje. Ik ben gek op bubbels. ‘Nou, die gaat wel op dit weekend. Bedankt.’
‘Je hebt het verdiend. Voor de rest ligt er een zoete goodiebag klaar met pepernoten en chocolade. Fijne Sinterklaas allemaal.’

Buiten waait een gure wind en mijn haar slaat direct in mijn gezicht. Ik haal de plukken voor mijn ogen weg en ontgrendel mijn fietsslot.
‘Wil je achterop?’ vraag ik aan Tamara.
‘Nee, mijn broer komt me zo halen. Dan rijden we direct naar mijn ouders om Sinterklaas te vieren.’
‘Weet je het zeker?’
‘Ja, ga maar. Michael wacht op je.’
‘Oké, fijne sinterklaasavond. Hopelijk krijg je een leuke surprise.’ Ik slinger over de kinderkopjes, de fles champagne stevig in mijn hand geklemd als ik nog een keer achterom kijk. Ik wist niet dat Tamara een broer had. Ze heeft het nog nooit over hem gehad.

Met de föhn blaas ik mijn gewassen haren in model. Vijf voor zeven, ik ga het net redden. Bij thuiskomst heb ik alvast mijn rugtas uit de berging gehaald, die nu, volgepakt met kleren en een nieuw lingeriesetje op bed ligt.
Het gerinkel van de deurbel laat me schrikken, ondanks dat ik voorbereid was. Ik leg de föhn neer, kijk nog even in de spiegel en open dan de deur. Niemand. Op de deurmat staat een klein pakketje. Beneden in de trappenhal hoor ik voetstappen. Ik buig over de railing en zie nog net een schim. ‘Spannend,’ roep ik lachend en raap het pakje op.
Binnen leg ik het doosje op de eettafel en begin aan de strik te frunniken. Mijn ongeduld zit mijn behendigheid in de weg en het lijkt minuten te duren voordat ik de knoop heb ontrafeld. Als ik de deksel eraf haal, zie ik een sleutel. Is dat de sleutel van zijn huis? Heb ik het goed en wil hij inderdaad gaan samenwonen?
Ik haal de sleutel uit het doosje en zie nu pas dat er een briefje onder ligt. Er staat een rijmpje op:

 

Mijn liefste deze is voor jou,
Omdat ik zoveel van je hou

 

Eronder staat een adres. Het is niet zijn adres. En het is ook niet het adres van de boerderij. Even ben ik in de war. En dan snap ik het. Hij heeft de folder expres laten slingeren, de smiecht. Ik begin te lachen. Ik doe snel mijn jas aan en pak mijn rugzak. In de gang grijp ik nog vlug de fles champagne van de sidetable en prop hem bovenop mijn kleren. De rugzak gaat net niet dicht, de hals van de fles steekt eruit.
Beneden pak ik mijn fiets en zet de navigatie aan. Het adres dat op het briefje staat, hoort bij een huisje dat in de bossen ligt, hier vlakbij. De folder van de boerderij was duidelijk een afleiding. Hij kent me maar al te goed. Ik ben heel nieuwsgierig van aard en met die valse informatie ben ik op het verkeerde been gezet.
Ik trek de rits van mijn kraag wat verder omhoog, zodat de koude wind minder vat op me heeft. Als ik bij het bospad aankom, knijp ik in mijn handremmen. Wat is het donker hier. Moet ik echt dit paadje in? Michael weet dat ik niet bang ben aangelegd en juist van een beetje spanning houd, maar dit bevalt me eigenlijk helemaal niet.
Met de fiets aan de hand loop ik traag het pad op. Mijn hart klopt sneller dan ik wil en ik spreek mezelf streng toe. Ik mag nu niet flauw gaan doen. Michael heeft er veel werk van gemaakt, ik moet gewoon dit paadje aflopen om bij het huisje te komen. Wat had Tamara ook alweer gezegd toen ze me dat briefje gaf? Het spel is begonnen. Michael weet dat ik gek ben op spelletjes. Ik glimlach, wat heb ik toch een fantastische vriend.
Achter me hoor ik opeens een geluid. Met een ruk draai ik me om. ‘Michael?’ Mijn stem trilt erger dan ik wil. In de duisternis zie ik niets of niemand en toch weet ik zeker dat ik iets hoorde. Ik graai in mijn jaszak, op zoek naar mijn telefoon. Misschien kan ik Michael even bellen? Hem laten weten dat ik in het bos ben. Of misschien moet ik hem maar gewoon melden dat ik het eigenlijk doodeng vind.
Dan ineens hoor ik weer iets. Ik draai me om en tuur het bospad af. In de verte zie ik lichtjes. Opgelucht haal ik adem. Hij weet me goed de stuipen op het lijf te jagen. Bijna had ik het al opgegeven en het spel verpest. Ik doe mijn telefoon weg en met grote passen loop ik richting de lichtjes. Als ik dichterbij kom zie ik dat het waxinelichtjes zijn. Aan beide kanten van het bospad branden tientallen kaarsjes. Ik word overwelmd door het romantische gebaar en zeg zacht hoe mooi ik dit vind. Ik heb geen idee of Michael me achter een boom zit te bespieden. Ik hoop het.
Aan het eind van het verlichte pad zie ik een cadeau liggen en ik zet mijn fiets tegen een boom. Op het pakje zit een briefje. Ik vouw het open, houd de zaklamp op mijn telefoon erbij en lees weer een rijmpje:

 

Je houdt van spanning, dat weet ik,
Jij bent zeker geen bangerik

 

Ik moet lachen om de simpele rijmvorm. Michael is niet goed met taal, hij moet het hebben van zijn technisch inzicht. En zijn romantiek. Wat zou er in het pakje zitten? Weer heb ik moeite met de strik die erom zit en als het me uiteindelijk is gelukt het pakketje te openen, zie ik dat er een boek in zit. Ik word direct enthousiast. Ik houd van lezen. Ik ken de auteur niet, maar de titel komt nogal binnen: Jij sterft vandaag. Ik slik als ik de cover bekijk; de angstaanjagende afbeelding van een vrouw bedekt in bloed in een bos, maakt me nerveus. Michael heeft echt zijn best gedaan.
Ik bind het boek onder de snelbinders van mijn fiets en zie dan pas dat er verderop weer lichtjes branden. Nieuwsgierig vervolg ik het pad. Als ik een krakend geluid hoor, verstar ik. Langzaam draai ik mijn hoofd. Achter me is het donker. De kaarsjes branden niet meer. Iemand heeft ze uitgedaan.
‘Michael?’
Ik kijk om me heen, probeer te focussen in het donker, maar ik zie niemand. Ook hoor ik nu niets meer. Het is ineens doodstil. Ik knijp in mijn stuur en bijt op mijn lip. Ik haal diep adem en loop naar de waxinelichtjes die voor me liggen. Zoals ik al vermoedde, ligt daar ook weer een pakje. Even besluit ik het te laten liggen en om te draaien naar de uitgang van het bos, maar ik wil het spel niet bederven en dus pak ik het op. Ik lees eerst de rijm:

 

Wie zoet is, krijgt lekkers,
Wie stout is de roe

 

Ik begin te lachen. Ik stel me ongelofelijk aan. Het is een spannende speurtocht, maar het belooft ook een spannend weekend te worden. Gehaast open ik het pakje. Er zitten chocoladeletters in. Ik haal ze eruit en vorm er automatisch een woord mee: roe. Ik grinnik. Ik zal hem straks eens de roe geven. Mij een donker bos insturen om pakjes te verzamelen.
Ik leg de chocoladeletters op het boek onder de snelbinders. Wat nu? Voorzichtig loop ik verder, nog steeds met de fiets aan de hand, dieper het bos in. Af en toe kijk ik achterom, de kaarsjes branden nog. Voor me is het donker. Alleen mijn fietslamp schijnt flauwtjes over het bospad dat nu begint te kronkelen. Ik slik. De begroeiing wordt hier dichter. Ik zie geen nieuwe kaarsjes meer. Was dat het laatste pakje? Maar waar is dan het huisje?
Ik kijk nog een keer om en zie dan duisternis. De kaarsjes achter me zijn uit. Iemand volgt me. Is het Michael? Doemt hij zo direct ineens vanachter een boom op? Ik kijk om me heen en zie dan opeens licht branden. Een paar meter verderop. Daar ligt het huisje.
Mijn ademhaling is snel, mijn looppas mogelijk nog sneller. Ik ren naar het huisje, het eindpunt van deze spannende avond. Ik zal Michael niet zeggen hoe bang ik soms ben geweest. Hij zal me alleen maar belachelijk maken. Ik zet mijn fiets tegen de muur en voel aan de deur. Hij zwiept met een krakend geluid open en ik ga naar binnen.
Het kale peertje verspreidt een zacht gelig licht in de ruimte die karig is ingericht. De bruine tegelvloer is vies en in het midden staat een simpele tafel met vier houten stoelen. Tegen de muur staat een kast met lege planken. Verward bekijk ik de ongezellige kamer. Waarom moest ik hiernaartoe komen? Dit is geen romantisch huisje met een open haard en grote loungebank zoals ik me had voorgesteld.
Ik zet mijn rugzak bij de deur en loop naar buiten. ‘Michael!’ roep ik. Zijn naam galmt tussen de bomen, de nacht in. Ik haal diep adem om nog een keer te roepen, als ik ineens geen lucht meer krijg. De handen om mijn hals drukken steeds harder op mijn luchtpijp. Ik kan niet zien wie er achter mij staat, maar de persoon is sterk. Ik probeer me om te draaien om een glimp van mijn belager op te vangen, maar met zo weinig adem reageert mijn lichaam te traag. De wurger is sneller en duwt me naar de grond. Mijn gezicht ligt in het zand en nu heb ik ook nog moeite om door mijn neus te ademen. Ik schop met mijn benen en zwaai met mijn armen.
‘Vieze trut,’ hoor ik iemand zeggen.
Ik ken die stem.
‘Ik heb een hekel aan mensen zoals jij.’
Ik houd mijn hoofd omhoog, weg van het zand, en snuif lucht door mijn neus. Het veroorzaakt een hoestbui.
‘Mensen die alles hebben. Een perfect leventje, en dat er bij anderen inwrijven.’
Met al mijn kracht duw ik mijn aanvaller van me af. Ik krabbel op handen en knieën en kijk Tamara in de ogen. Ik herken de valse blik die ze me geeft niet. Ze lijkt wel een ander mens.
Kuchend kruip ik van haar vandaan. ‘Wat bedoel je? Wat bezielt jou?’
‘Voor de derde keer werknemer van de maand. Terwijl ik vandaag ben ontslagen.’
‘Wat? Maar dat wist ik helemaal niet.’
‘Nee, jij kon alleen maar praten over je romantische weekend met je vriendje. En hoe fantastisch hij is.’
‘Sorry, ik …’
‘Houd je mond, slet. Heb je aan één man niet genoeg? Ik heb heus wel in de gaten dat je ook nog Jurre om je vinger probeert te winden.’
‘Jurre?’
‘De eerste dag dat hij kwam werken, was jij vrij. Het klikte meteen tussen ons. We zouden de volgende dag na het werk iets gaan drinken. Maar de volgende dag stond jij ingeroosterd en ik had het kunnen weten. Vanaf het moment dat hij jou zag, had hij geen interesse meer in mij. Hij heeft onze date afgezegd.’
Nog steeds happend naar adem luister ik naar Tamara. Ik had geen idee. Ze haat me. Intens.
Voorzichtig kijk ik naar haar. Ze staart naar de grond. Ik krijg bijna medelijden met haar als ze me zojuist niet had geprobeerd te wurgen. In minder dan een seconde spring ik omhoog en ren naar binnen. De deur smijt ik dicht. Ik ga er met mijn rug tegenaan zitten en pak mijn telefoon uit mijn jaszak. Mijn wijsvinger trilt als ik over zijn naam veeg. Ik spits mijn oren als ik gerinkel hoor. Hij is in de buurt.
‘Michael,’ zeg ik, als er wordt opgenomen.
Het harde gelach van Tamara galmt door de speaker. In stereo hoor ik haar achter de deur. Woedend sta ik open en storm naar buiten. ‘Waar is Michael? Wat heb je met hem gedaan?’
‘Sorry dat ik jullie romantische leventje heb verpest.’
Ik herinner me ineens haar bebloede handen toen ze vanochtend te laat op het werk verscheen. Ik voel mijn wangen nat worden. Door de waas van mijn tranen zie ik niet dat ze op me afkomt. Ze duwt me naar binnen en we vallen samen op de tegelvloer. Opnieuw legt ze haar handen om mijn hals.
Ik heb de kracht niet meer. Mijn gedachten gaan naar Michael. Ik word overmand door verdriet en mijn lichaam reageert niet meer. Ik denk aan het boek dat onder mijn snelbinders ligt en de titel die het heeft. Jij sterft vandaag.
Ik hoor Tamara grommen, terwijl ze het laatste beetje lucht dat ik nog heb van me af probeert te pakken. Haar vingers duwen pijnlijk tegen mijn keel. Het licht van het peertje lijkt zwakker te worden, de vloer minder koud. Ik doe mijn ogen dicht, zie in gedachten een openhaard en Michael.
Het geluid dat ineens klinkt, past niet in mijn droombeeld. De druk op mijn hals wordt minder, ik krijg weer lucht.
‘Elke, gaat het?’
Een stem dringt langzaam mijn hoofd binnen. Moeizaam open ik mijn ogen. Ik begin te hoesten en probeer overeind te krabbelen.
‘Voorzichtig.’
Twee diepliggende, grijze ogen vangen de mijne. ‘Wacht, ik help je omhoog.’
Een scherpe alcohollucht dringt mijn neus binnen en nu pas merk ik dat mijn vingers in bubbelend nat liggen. Op de grond liggen glasscherven. Ernaast het bebloede hoofd van Tamara.

Categorie
Schrijfsels & Verhalen