Berenjacht - Vera van Beers
15595
portfolio_page-template-default,single,single-portfolio_page,postid-15595,bridge-core-3.1.1,qode-page-transition-enabled,ajax_fade,page_not_loaded,,qode-child-theme-ver-1.0.0,qode-theme-ver-30.0.1,qode-theme-bridge,disabled_footer_top,wpb-js-composer js-comp-ver-7.0,vc_responsive

Berenjacht

Waarom weet ik niet, maar ik hoef deze middag niet met mijn neus op de stoffige bodem van de speelgoedkist te liggen. Toen kleine Daan zijn middagslaapje ging doen, heeft zijn moeder de trein, de autootjes en de dino’s opgeborgen op hun gebruikelijke plaats. Mij daarentegen, heeft ze op de vensterbank geplaatst, voor het raam. Ik ben de gelukkigste speelgoedbeer ter wereld.
Achter een kristalheldere ruit zie ik een kraakheldere hemel. Wat is de wereld toch mooi. Terwijl ik de vogels en de insecten met mijn blik volg, valt me op dat er weinig mensen op straat zijn. Tot ik opeens een jongen zie lopen met, naar ik vermoed, zijn vader. Het joch rent op de voortuin van ons huis af en blijft staan op de stoep. Met een grote glimlach op zijn gezicht wijst hij naar mij. Ik glimlach terug en vraag of hij met me wil spelen. Kleine Daan slaapt voorlopig toch nog wel even. In plaats van dat de jongen naar mij toe komt, draait hij zich om en rent weg. Teleurgesteld kijk ik hem na. Misschien heeft hij me niet gehoord vanachter het raam.
Ik besluit er niet te lang bij stil te staan, tenslotte zit ik hier goed. De zon schijnt aangenaam naar binnen en verwarmt mijn vacht. Opnieuw zie ik een jongetje door de straat lopen. Hij is vergezeld van een meisje dat een paar jaar ouder is, ik gok zijn grote zus. Samen lopen ze op ons huis af. Ik zie twinkelende ogen en mijn berenhart maakt een sprongetje. Ik weet het zeker, zij willen wel met me spelen. Als ze zich omdraaien en weglopen, bonk ik met mijn pootje tegen het raam. Maar ook zij horen me blijkbaar niet.
Er moeten uren verstreken zijn, want boven ontwaakt kleine Daan. Als de peuter de woonkamer betreedt, hoor ik hoe hij naar me toe rent. Zijn kleine grijpgrage handjes pakken me bij mijn oren, en ondanks de pijn, ben ik blij dat mijn speelkameraadje er weer is.
‘Nee, laat de beer maar staan,’ hoor ik zijn moeder zeggen. Ze pakt me uit zijn handen en zet me terug op de vensterbank, met mijn neus tegen het glas. Terwijl Daan de speelgoedkist met een kabaal omkiepert, bekruipt me een naar gevoel. Zou ik voor straf hier zijn neergezet?
Als de klok zes uur slaat, voelt mijn neus inmiddels aan als een ijsklomp. De heerlijke warme zon heeft al een paar uur niet meer geschenen. Op de achtergrond hoor ik het zesuurjournaal op de televisie. De nieuwslezer praat over een virus dat de hele wereld in zijn greep heeft. Hij vertelt dat er een berenjacht is opgezet om het wandelen voor kinderen uitdagender te maken. Het woord berenjacht doet me sidderen. Als de nieuwslezer uitlegt wat het inhoudt, begrijp ik dat ik hier voor een speciale reden ben neergezet. Dolblij en trots zwaai ik naar een meisje dat de straat in komt lopen. Al moet ik hier maanden zitten en vriest mijn neus eraf, mij krijgen ze niet meer van deze vensterbank.

Categorie
Klein & Fijn