Ik duw de zware deur open en adem diep in, alsof ik de geur van Mars kan ruiken. Door mijn helm zie ik de rode grond, waarop ik binnen enkele tellen als eerste mens mijn voet zal neerzetten. Een uitgestoken hand negeer ik. Nog even en ik schrijf geschiedenis. Met een glimlach kijk ik achterom in de ogen van mijn mederuimtereizigers, op zoek naar hun jaloezie. In plaats daarvan zie ik verschrikte gezichten. De uitgestoken hand is verder weg dan ooit. Pas als ik de afgeknapte lijn opmerk, weet ik dat ik voor eeuwig een ruimtereiziger zal zijn.